De turfstrooiselfabriek aan de Spekkopswijk, 1898-1931

Eind jaren negentig was er een behoorlijke stagnatie opgetreden van de turfafzet. Turf als brandstof werd langzamerhand verdrongen door steenkool. Voor de brikettenfabriek begonnen er slechte tijden aan te breken. Gezocht moest worden naar aanverwante veenprodukten, samengeperste turf bijvoorbeeld, gemaakt uit bolster. Dit is het bovenste deel van de veenlaag. Deze bolster werd verkruimeld en in pakken van ongeveer 45x45x90cm samengeperst en met behulp van latten en ijzerdraad bij elkaar gebonden. Deze balenturf werd en wordt nu nog gebruikt als onderlaag in paardenstallen (toen voor de paardentram) en t.b.v. grondverbetering voornamelijk in de tuin- en kassenbouw. Dit verkruimelen en persen van de turf werd gedaan in turfstrooiselfabrieken.

Aan de Spekkopswijk, tussen de brikettenfabriek en het perceel land waar de turf werd gesmoord, lagen de nog 2 braakliggende percelen die door Jan Minke waren gekocht bij de uitbreiding van de brikettenfabriek. Daar lieten de gebroeders Minke de turfstrooiselfabriek bouwen van ruim 16x10½ meter, met een zolderverdieping, opgetrokken uit hout en bedekt met pannen. De Veendammer Machinefabriek legde een met stoom aangedreven pers en transportbanden aan. Het gaf werk aan ongeveer 10 mensen. Zoveel stelde de fabriek niet voor, maar het had toch heel wat voeten in aarde om een vergunning hiervoor te krijgen vanwege bouwvoorschriften, hinderwet, veiligheidwet en milieuvoorschriften en niet te vergeten de toestemming van omwonenden. Hiermee werd nogal eens de hand gelicht vanwege de werkgelegenheid. Niet te min kwamen in 1899 de eerste bolsterpakken uit de fabriek.