Volgens de gegevens uit de bibliotheek van Avereest en uit het kadaster te Zwolle staat, dat rond 1903 in Dedemsvaart een zekere heer Gerrit Johan Aleid Ruys, koopman uit Utrecht, een onderneming stichtte van gebreide wollen goederen. Naar later bleek deed hij dit niet alleen, maar financieel gesteund door Bonne Berends. Bonne Berends, zoon van een grote vervenersfamilie uit Dedemsvaart verloor in 1895 zijn vrouw en trouwde daarna met een zuster van Gerrit; Johanna, Catharina Gijsberta Ruys.
In de beginperiode werden eerst sokken gemaakt door een zestal vrouwen met handbreimachines. Hoewel flitsend van start, ging het al snel bergafwaarts met de vennootschap. Er diende al snel grote financiële problemen aan, waardoor niet langer de rente kon worden betaald over het geleende geld van de Nederlandse Hypotheekbank, en mede daardoor de vennootschap officieel failliet werd verklaard. Het tweede gegeven dateert van 20 juni 1906.
N.a.v. een schrijven van de arbeidsinspectie, waarbij de fabriek wordt beschreven als tricotfabriek van A. Carton bij Sluis VI, waar 21 personen werkzaam zijn. A. Carton was getrouwd met Aaltje de Ruiter. Aaltje de Ruiter is op 12 juni 1906 vanuit Leiden als kostganger bij G.H.Jalink, een barbier te Avereest aan de Kalkweg (later Julianastraat), komen wonen.
De relatie met A.Carton, na deze faillietverklaring en zijn doorstart, is niet duidelijk en niet meer te achterhalen. Zeker gezien het feit dat A.Carton ten tijde is overleden en zijn vrouw als weduwe stond ingeschreven en als directrice was aangesteld.
Maar al na een jaar werd het bedrijfje door Bonne Berends teruggekocht, nu voor zijn zoon Berend (20). Berend had een voetgebrek en waarschijnlijk daardoor ongeschikt werd geacht voor het werk in de veenderij.
Vanwege de jonge leeftijd van Berend is Aaltje Carton nog 3 jaar directrice gebleven en is toen vertrokken naar Den Haag. Zij heeft nog de nieuwe fabriek meegemaakt die Bonne heeft laten bouwen aan de Rollepaal. Het kreeg nu de naam “De Eerste Nederlandse Fabriek van Gebreide Fantasiegoederen”, kortweg in de volksmond “Fantasiefabriek” en zelfs vaak spottend het “Sokkenfabriekje” genoemd. Het bedrijf groeide uit tot een bezetting van ongeveer 60 medewerkers rond 1925. Het kreeg toen te maken met een nieuw financiële debacle, ontstaan uit een andere zaakdeelname van Bonne Berends in het zogenaamde Crulssveen. Dit was een exploitatie van veen uit Kloosterhaar tegen de Duitse grens, ver weg gelegen van een waterverbinding of wegen. Door een tekort aan brandstoffen in de mobilisatietijd van 1914-1918, was het toch interessant genoeg om deze veengrond af te graven en de turf duur te verkopen. Maar na deze mobilisatietijd kon deze onderneming door de grote concurrentie van andere veenderijen vooral uit De Krim en Klazinaveen, zijn hoofd niet meer boven water houden en is dit bedrijf door de eigenaren opgedoekt om erger te voorkomen. Deze financiële aderlating had ook gevolgen voor de “Fantasiefabriek” en moest daardoor worden verkocht. Toen was het Martinus (Marjo) die deze fabriek weer overnam voor zijn zoon Guus die al enige ervaring had opgedaan in Enschede en Engeland. Guus was toen 21 jaar en werd waarschijnlijk nog te jong bevonden om het bedrijf te leiden zodat de zoon van Bonne en zijn vrouw de scepter bleven zwaaien.
Op dat moment was zoon Berend 38 jaar en inmiddels getrouwd met Zwaantje Jonker (31) uit Nieuw Leusden en beide zeer ambitieus in het bedrijf. Met hun vertrek zou veel ervaring voor het bedrijf verloren gaan. Doch de jaren daarop begon Guus steeds meer zijn stempel te drukken op het bedrijf.
In 1929 werd de firma gewijzigd in “Delana”, afgeleid van het Franse woord “de laine”, vertaalt ”Van Wol”. Meer en meer ging men over op massaproductie. Guus werd daarbij geïnspireerd door autofabrikant “Henry Ford”. De sokken werden afgeschaft en men ging over op de gebreide kinderkleding en boven- en ondergoed,
In 1931 bracht Delana voor het eerst badpakken uit, naar wat eruit zag als een geweldig succes. Het jaar daarop werden vader Martinus en schoonvader Rutten tot commissarissen van het bedrijf benoemd. Na het overlijden van vader Martinus in 1937 werd Huub Berkvens (gehuwd met Truce Minke) tot commissaris benoemd.
Bij het uitbreken van de oorlog in 1940 waren er 400 medewerkers in dienst tegen nog maar 70 in 1945. Na de oorlog werden er direct maatregelen genomen om de productie weer snel op gang te brengen. Vanaf 1948 werd de omzet weer sterk vergroot en werden de gebouwen uitgebreid.
Met hun pensioennering in 1950, namen Berend Berends en zijn vrouw afscheid van Delana, die 43 jaren hun beste krachten aan de ontwikkeling van de fabriek gegeven hadden. Zij kregen nu de tijd om voor hun zoon Hans een bedrijfje op te richten in Rhenen.
Jetty Minke uit Voorburg trouwde in 1952 met Huub Tak, bedrijfseconoom, die direct na het huwelijk in dienst trad bij Delana als directieassistent, en daardoor het paar naar Dedemsvaart verhuisde. Het bedrijf kwam in stroomversnelling waardoor het gezicht van Delana veranderde.
In 1953 trad Hubert, de 2de zoon van Guus in dienst en werkzaam in de breierij. Tevens vond er een renovatie plaats van het fabrieksgebouw en aan de straatzijde werd een nieuwbouw gerealiseerd. Een jaar later, het jaar waarin Guus ook 50 werd, bereikte het Delanabedrijf een hoogtepunt met de opening van het gehele fabriekscomplex, waarin inmiddels ruim 500 medewerkers hun broodwinning verdiende.
Het jaar daarop stierf schoonvader Rutten op 89 jarige leeftijd, zodat naarstig naar een nieuwe commissaris uitgekeken diende te worden. Door de grootte van het bedrijf werden er twee commissarissen benoemd, waaronder Jan Minke van de tak Rheezerend en notaris in Zwolle.
In 1956 meldde de oudste zoon Martinus (27)zich aan, die de taak algemene zaken kreeg. Snel daarna volgden Frits en Bernard in de zaak. Allen hadden ze hun textielopleiding in binnen- en buitenland gevolgd. In Roosendaal stond de Tricotagefabriek “M. de Wit”, te koop, welke werd aangekocht door Delana waar Hubert de leiding over kreeg. Er werden daar voornamelijk truien, vesten en pull-overs vervaardigd. Tevens werd in 1957 te Genemuiden een confectieatelier gestart en in 1960 werd Delena Verkoopkantoor in Amsterdam geopend. De weverij kwam in 1964 gereed en werd er ook een Delana Belgium opgericht met een verkoopkantoor in Brussel.
Maar midden de jaren zestig werden de marktverhoudingen totaal gewijzigd. Er was nagenoeg geen werkeloosheid. De vraag naar arbeidskrachten was groter dan het aanbod. Er begon een mentaliteitsverandering plaats te vinden bij de consument, meer gericht op een wegwerpmaatschappij door de hoge inkomens. Het grote aanbod van consumptie artikelen en de lage prijzen door de opkomst van de goedkope landen waaronder Italië, het Verre Oosten en Japan, werd ook in de textiel goed zichtbaar. De consument nam de kwaliteit niet meer zo nauw, was ook niet meer zo merkgetrouw en werd modieuzer. De mode veranderde nu met de dag waardoor textielondernemingen het moeilijk kregen om op het juiste moment met de juiste artikelen op de markt te komen. Vele textielbedrijven moesten hierdoor hun poorten sluiten.
Zo begon ook voor Delana moeilijke tijden aan te breken. Een vrij zwaar bemande top, kredietbeperkende maatregelen van de banken en een te gering eigen vermogen waren té grote obstakels om Delana van de ondergang te redden. Er werd financiële steun gevraagd bij het Ministerie van Economische Zaken, waarop misschien te veel gerekend werd met de gedachte dat Dedemsvaart een kerngemeente zou worden, wat achteraf niet doorging. Grote verslagenheid ontstond toen plotseling in mei 1968 het bericht van uit Den Haag kwam, geen steun aan Delana te verlenen. Guus was gedwongen voorlopige surséance van betaling aan te vragen. Deze werd verleend door de Griffie van de Arrondissementsrechtbank te Zwolle. Tot bewindvoerder werd benoemd, Mr. J. in “t Veld, advocaat en procureur te Zwolle.
Guus was 64 en trad af als directeur, maar bleef wel als commissaris in het bedrijf. Als nieuwe directeur werd benoemd Mr. C. den Bekker. In Dedemsvaart werden de gebouwen verkocht. Alleen het bedrijf in Roosendaal bleef doordraaien met nog 100 medewerkers.
Een jaar later werd nog een verlenging van de surséance verleend van betaling verleend. Helaas mocht het niet baten. Delana kwam in andere handen, gekocht door een zekere P. Isbouts, maar ook hij kreeg Delana niet meer overeind en sloot het bedrijf zijn poorten op 13 december 1971.