De Ruwenberg

Jurriën had geen opleiding genoten en heeft moeten knokken voor zijn bestaansrecht. Zijn zoons Berend en Martin werden naar de dorpsschool gestuurd om te leren lezen en schrijven. Hun kinderen weer, zouden daar tegenover een goede opleiding moeten hebben om aan het bedrijf een goede leiding te kunnen geven. Maar in het gereformeerde noorden was praktisch geen goed katholiek vervolgonderwijs aanwezig. Besloten werd de jongens naar een internaat te sturen. Gekozen werd voor het Instituut “Huize Ruwenberg”. Dit was gevestigd in St.Michielsgestel in Brabant. Alle zonen van onze 3de en 4de generatie ( uitgezonderd het gezin Sonnevanck) hebben daar, naast hun opleiding, ook een opvoeding genoten die vooral vormend is geweest van deze generaties.

Op dit internaat waren o.a. de drie hoogste klassen van de lagere school, met speciaal als voorbereiding op het voortgezet onderwijs, vooral gericht op het seminarie. Daarnaast was er ook een driejarige opleiding voor handel en industrie. De Ruwenberg was in 1852 gesticht door de fraters van Tilburg. De voertaal was Frans en zelfs door de leerlingen onderling was het ten strengste verboden Nederlands te spreken. De oudste leerlingen mochten sigaren roken, daar tegenover waren sigaretten weer uit den boze. De fraters waren een autoriteit, onverbiddelijke gezagsdragers met een ijzeren discipline. De zondagen waren vooral taai en stijf. Met twee eucharistievieringen in de morgen, een kruiswegstatie in de middag en een lofgebed in de avond werd de dag al behoorlijk gevuld. Alleen op verzoek en met toestemming van het Instituut, mocht er bezoek worden ontvangen van de ouders. En slechts tweemaal per jaar mochten de leerlingen naar huis, met Kerstmis en op het einde van het schooljaar.