Sjef en Frits , de laatste verveners in de familie.

Aanvankelijk zag men in de familie het veenbedrijf voor de toekomst niet meer zo zitten. Het meeste geld was al verdiend. De vervening in ons land liep op z’n einde. Zowel de jongens van Rheezerend als van Marjo hadden geen interesse in het veenbedrijf. Ook Antoon was hierover niet meer zo zeker voor zijn zoons. Sjef had gekozen voor het seminarie in Vught en Frits was nog te jong om een echte keuze te maken. Daarom kocht vader Antoon een textielfabriekje in Waalre. Maar door de grote verliezen in de crisisjaren verkocht hij dit bedrijfje aan de familie Vosters. Eduard Vosters als enige zoon, die weer gehuwd was met Tine Minke, kreeg hierover de leiding.

Omdat Frits niet goed wist wat hij wilde, adviseerde zijn vader hem naar de hogere landbouwschool te gaan. Sjef, die het op het seminarie niet meer zo zag zitten, werd voor een jaar naar Engeland gestuurd. Vlak na het overlijden van Martinus in 1937, waarbij Antoon nog als enige Minke in het veenbedrijf over was, besloot hij dat Sjef toch in de zaak moest komen en kreeg hij de leiding in de veenderij van Oud Schoonenbeek.

Op 30 oktober 1945 trouwde hij met Joke Lokin, een dochter van een vleesfabrikant uit Voorst, die later weer naar Apeldoorn verhuisde. Sjef bouwde zijn huis niet meer in de traditionele stijl van vervenershuizen, maar modern aangepast aan die tijd. Hij noemde zijn huis “De Steupel”, wat turfhoop betekent, afgeleid van het Drentse woord voor stapel. Sjef en Joke kregen 5 kinderen, 3 zoons en 2 dochters.

In 1949, na het succes afronden van de hogere landbouwschool en een jaar rond gezworven te hebben door Frankrijk, meldde Frits zich aan in het bedrijf. Echter een jaar later overleed vader Antoon op 72 jarige leeftijd op 18 november 1950.

Omdat er nog onverdeelde boedels waren in de familie van de kant van Marjo, en ook de vijf zusters van Sjef en Frits uitgekocht diende te worden, moesten Sjef en Frits nu eerst orde op zaken stellen. Frits bleef met moeder en haar zuster, tante Ria, aan de Julianastraat wonen. Daarnaast richtten zij een nieuwe firma Gebr. Minke op met het kantoor aan de Julianastraat. En ook nu weer waren het broers die vol energie erg actief waren.

In 1952 begon Frits in Duitsland met een kantoor en veenderij in Georgdorf en Adorf en liet tevens in Georgdorf een turfstrooiselfabriek bouwen.

Daarnaast hadden zij ook nog een veenderij in Herzlake waar tevens in 1957 ook een moderne turfstrooiselfabriek werd gebouwd. De broers werkten goed samen. Zo werd de turf vanuit Duitsland als grondstof goedkoop geleverd aan de fabriek in Coevorden, die op zijn beurt hierop een goede winst wist te maken. Om kredieten te krijgen voor de expansie in Duitsland werd de zaak in 1955 op aandringen van de bank gesplitst. In Nederland bleef het de Gebr. Minke N.V., waar Sjef de leiding kreeg. In Duitsland werd het Motag Gebr. Minke GmbH, waar Frits de leiding voor zijn rekening nam. Ook werden gronden in Ierland aangekocht en stichtte de Gebr. Minke de Shamrock Machine Turf Comp. Ltd., een veenbedrijf met een machinefabriek waar machines werden ontwikkeld ten behoeve van de veenderijen.

In 1956 begon de Gebr. Minke met de vervening in de Brabantse Peel in de gemeente Deurne. Traditiegetrouw was Sjef ook actief als lid van de gemeenteraad in Dedemsvaart. Deze functie bekleedde hij maar liefst 25 jaar van 1949 t/m 1974. In de jaren zestig/zeventig was hij voorzitter van de ruilverkaveling Coevorden/ Steenwijksmoer. En van 1972 tot 1984 was hij commissaris van NEVEMA, het turfstrooiselkantoor in Zwolle. Hierin waren ook de Gebr. Minke vertegenwoordigt.

Op 14 december 1957 stierf moeder Stine Nieuwenhuis op 74 jarige leeftijd. Frits bleef in het ouderlijke huis aan de Julianastraat wonen met tante Ria. Hij liet het mooie statige huis renoveren en het kantoor van de Gebr. Minke bleef er in gehuisvest.

Helaas verschilde het zakelijke inzicht van de beide broers. In een goede verstandhouding leek het hun beter om toch zakelijk uit elkaar te gaan temeer omdat Sjef een andere verantwoordelijkheid voelde ten aanzien van zijn gezin en maatschappij. De namen Gebr. Minke in Nederland en Motag in Duitsland bleven gewoon gehandhaafd en werden zaken door de broers onderling nog steeds in goede verstandhouding geregeld. Omdat bij Frits geen sprake was van een opvolger probeerde hij zijn jonge neef Ernest van de tak Waalwijk over te halen om in het veen te komen werken. In 1965 begon hij als stagiaire in Herzlake en Georgdorf en in de winter werkte hij op het kantoor in Dedemsvaart. Maar omdat hij geen toekomst zag in de vervening en Frits hem niet die garanties kon geven besloot hij uiteindelijk zijn eigen weg te gaan.

Inmiddels was het meeste veen in ons land vergraven en datgene wat er nog over was, werd vanuit milieuorganisaties en overheid reden genoeg gevonden om er spaarzamer mee om te gaan. Sjef en Frits begonnen meer en meer hun gronden te verkopen en in 1975 vertrokken Sjef en Joke uit Dedemsvaart en verhuisden naar Achel in België. Ook zijn veenbedrijf in Deurne liep op het einde. Het kantoor van de Gebr. Minke in Deurne verhuisde naar Helenaveen. Door de enorme druk vanuit de milieuorganisaties werd vijf jaar later alle Peel-restanten tot beschermd natuurgebied verklaard en kreeg Sjef nog 3 jaar de tijd zijn veenbedrijf daar te beëindigen.

Een jaar na het vertrek van Sjef en Joke uit Dedemsvaart, verkocht ook Frits zijn huis wat ruim zeventig jaar in de familie is geweest, en ging in het naburige dorp Lutten wonen waar hij een grote boerderij annex winkel kocht. Aanvankelijk wilde hij daar een klein restaurant beginnen, want koken was zijn grote hobby en hij hield altijd al van veel mensen om zich heen. Uiteindelijk werd daar geen vergunning voor afgegeven. Na de verbouwing van het huis begon Frits zich toe te leggen op een privé handeltje in antiek. Maar doorgaans was voor hem toch het motto veel mensen om hem heen te hebben en vaak was er veel familie over de vloer.