Tragische gebeurtenissen

Van de ongeveer veertig gezinnen die binnen een straal van enklele kilometers, in en om het Collendoornveen, in hutten bij elkaar woonden, waren de meeste familie of vrienden van elkaar. Vooral de eerste jaren hebben zij lief en leed met elkaar gedeeld. Geteisterd door ziektes en sterfgevallen, vaak als gevolg van gebrekkige hygiënische omstandigheden, hebben ze elkaar vaak moeten bijspringen.

Jacob Scholten was gehuwd met het zusje van Anna Schomaker. Hij en Jurriën waren hierdoor zwagers van elkaar. Ze konden waarschijnlijk het goed met elkaar vinden en werken en werkten veel samen als turfmakers in de veenderij.

Na een jaar echter stierf Jacob op jonge leeftijd, 34 jaar, op 15 maart 1830, zijn zwangere vrouw Elisabeth achterlatend. Jurriën em Anna hebben de zorg van Elisabeth op zich genomen. Vijf maanden later op 30 augustus 1830 werd haar dochter geboren, Maria Angelica, door Jurriën op de Burgerlijke stand aangegeven. Moeder (Anna Lambers, 74) stierf op 7 januari 1831. Zij heeft het huis nog net mogen meemaken. Zij zal zeker eenvoudig zijn begraven want veel geld was er niet. We hebben haar graf niet kunnen vinden. Vooral voor haar schoonzuster Anna Catharina Minke-Brunnen ( moeder van Anna Egberink-Minke) zal dit verlies veel verdriet betekend hebben.

Maar zij kreeg het nog meer te verduren met het overlijden van haar schoonschoon Martinus (Wilke, 38), vlak voor het nieuwe seizoen op 25 april 1831. Wat een ramp, een verzorgingsstaat zoals we die nu kennen, bestond nog niet. Aleida bleef achter met vier kleine kinderen van tien, zeven, vier en een jaar oud. De kinderen zullen elders ondergebracht zijn want volgens de bevolkingslijst is Aleida bij het gezin Middendorp gaan inwonen. Een jaar later stierf haar dochter Anna, 8 jaar oud. Aleida trouwde opnieuw in 1833 met Harm Teckelenburg, een weduwnaar met zoon Johann. Haar eigen drie kinderen zijn weer bij haar teruggekomen en in 1934 werd zij een gelukkige moeder met de geboorte van haar dochter Anna Maria.

Het is een lijst van veel treurige feiten, het zij zo.

Jurriën en Anna verloren, als gevolg van een cholera-epidemie, hun zoon Herman op 7 juni 1833; als getuige bij de overlijdensaangifte is Berend Egberink met Jurriën meegegaan. Dit is het laatste gegeven wat ik van Berend Egberink heb kunnen achterhalen. In de bevolkingslijst 1840-1849 kom ik zijn naam niet meer tegen en staat zijn vrouw Anna als weduwe ingeschreven. Een overlijdensakte van hem heb ik echter van hem niet kunnen vinden, mogelijkerwijs kan hij in een andere gemeente gestorven zijn.

Berend Egberink moet gestorven zijn tussen 1833 en 1840, ongeveer 45 jaar oud. Hij liet vrouw en twee kinderen achter en tevens zijn inwonende schoonmoeder, Anna Catharina, die in deze korte tijd naast haar man, haar twee schoonzoons en een kleindochter verloor.

Volgens de geboorteakte nr. 193 te Kampen, is geboren op 9 september 1823 ’s morgens om 9 uur, Emmerensiana Menke, dochter van Alijda Menke. Ze werd te wereld geholpen door Johanna van Kuik, stadsvroedvrouw te Kampen. Alijda was ongehuwd en woonde aan de Oudestraat, wijk 4, op nr. 275. Amper 3 weken later op 26 september is Emmerensiana gestorven. Van wie was Alijda een dochter? Zoals ik al eerder in ons verhaal vertelde over de armoede in Duitsland vlak na de Franse tijd, kregen de postoors van de parochies in de bisdommen Münster en Osnabrück ook de opdracht om geen huwelijken meer in te zegenen, als het bruidspaar niet kon aantonen over 300-500Rth. (Reichsthalers) te beschikken. Dit in de veronderstelling dat alle jongemannen nu naar de Overijsselse venen van Van Dedem en consorten zouden trekken om daar de 300 Reichsthalers te gaan verdienen. Maar soms liep het ook anders. De een ging, de ander bleef en mede daardoor kwamen er onechte kinderen ter wereld. Het is niet geheel ondenkbaar, dat Alijda hiervan ook het kind van de rekening is geweest. In Kampen woonde een nichtje van Anna Maria en Elisabeth Schomaker, gehuwd met een zekere Meijer. Of ze daar terecht is gekomen is niet met zekerheid te zeggen maar wel aannemelijk.